Net als een vliegtuig heeft ook een mens zijn limieten, en het is als vlieger nuttig om daar enigszins van op de hoogte te zijn. Die limieten zijn deels fysiologisch bepaald: als u (te) hoog vliegt loopt u kans op een zuurstoftekort, en uw ogen hebben tijd nodig om zich aan het donker aan te passen. Maar ook psychologische factoren spelen een belangrijke rol: wat u waarneemt, komt niet altijd overeen met de werkelijkheid. Werkdruk en stress spelen daarbij een rol.
Bij dit vak leert u de belangrijkste basisbegrippen van de luchtvaartfysiologie en -psychologie, zodat u uw eigen limieten beter (her)kent.
Aanvullingen op het boek
Correcties oefenvragen 5e druk
Bij de oefenvragen moet het juiste antwoord op vraag 122 C zijn (en niet B). Het juiste antwoord op vraag 38 is A (i.p.v. B). (Deze correctie is al doorgevoerd in de 6e druk (2016)).